Biografie Pol de Mont (1857 - 1931)
Bron: https://www.poldemontgenootschap.be/biografie/index.php
Titel:Pol de Mont - Wambeek
Auteur:Pol de Montgenootschap
15 april 1857: Maria Polydorus Carolus de Mont werd geboren te Wambeke (bij Brussel). als enig kind van Ivo De Mont, landbouwer, boekhouder en gemeentesecretaris, en Jozefina Baudewijns.
Zijn moeder oefende een sterke invloed op haar zoon uit. Ze leerde hem al vroeg de schoonheid van de natuur ontdekken, zong uit het repertoire van de Vlaamse liederenschat en liet hem geboeid naar haar anekdotes en verhalen luisteren. Van koster Alfons Van Genck kreeg hij zang- en pianolessen.
Pol de Mont - Schilderij van Hans De Smedt.
1861: Lagere school te Wambeke bij meester Theodoor Lescrinier tot 1868, bij Jan Van Leemputten tot 1870.
1868: Eerste communie. Tekentalent ontwikkelt zich snel. Leest zeer veel. Legt zich ook toe op zang.
1870-1871: Woont te Ninove bij zijn grootmoeder. Leerling in het "Pensionnat de Jeunes Gens" .
1871-1877: Leerling op het kleinseminarie te Mechelen tot 1877. Schrijft verhalen.
1874: Eerste verzen. Profileerde zich als een van de meest vooraanstaande leden van de Vlaamse kring "De Jonge Taalvrienden", een vereniging van Vlaamsgezinde leerlingen, opgericht door Jacob Muyldermans naar het voorbeeld van wat in het Westvlaamse Roeselare.
De kenspreuk van De Jonge Taalvrienden was:
Blijf steeds uw Vlaamschen oorsprong waard !
Wees Vlaamsch van hart en Vlaamsch van aard !
Wees Vlaamsch in uwe spraak en Vlaamsch in uwe zeden !
1875: Debuteert met een gedicht "De schildwacht" in De Belgische Illustratie onder het pseudoniem Pol Egmonts.
De uitgave in West Vlaanderen van een Studentenalmanak en enkele maanden later van het tijdschrift De Vlaamsche Vlagge gaf aanleiding tot een intense briefwisseling met Albrecht Rodenbach en de jongere Westvlaamse "blauwvoeters", S. Malfait, A. Vyncke, die de rechtstreekse aanzet is voor zijn ontluikend dichterschap.
1876: Vat het plan op tot stichting van een algemene Vlaamse studentenbond.
Bekroond in een wedstrijd voor liederteksten van het Davidsfonds.
25 oktober 1876: Pol de Mont, toen nog retoricaleerling aan het Klein Seminarie te Mechelen, draagt zijn gedicht "Zes Kerelen" op aan Albrecht Rodenbach. De volgende dag ontmoeten Rodenbach en De Mont elkaar, samen met Segher Malfait en Jacob Muyldermans in Mechelen. Deze ontmoeting mondt uiteindelijk uit in de eerste studentenlanddag die gehouden wordt in de paasdagen te Gent. En waarop de oprichting van de algemene studentenbond wordt aangekondigd.
November 1876: Eerste contact met Hendrik Conscience, die zijn hele leven lang als een mentor voor De Mont fungeerde.
- Lees hierover meer in Ludo Stynen, De bewondering en de ambitie van de troonopvolger. Pol de Mont en Hendrik Conscience. in Zacht Lawijd, jrg. 14/1 2015; pp.70-92.
7 April 1877: Eerste van twee algemene studentenlanddagen bijeengeroepen te Gent.
- In het "Cafè Nord" op de Vrijdagmarkt te Gent - waar het standbeeld van Jacob van Artevelde staat - kwamen een driehonderdtal studenten uit het Middelbaar Onderwijs bijeen, onder het gezamenlijk voorzitterschap van Malfait, Joos, Rodenbach, Jan de Block, Heuvelmans en Pol de Mont. Rodenbach handelde over de rechten en plichten van de studenten en Pol de Mont als opvatter van het plan, zette het doel van de bijeenkomst uiteen, stelde voor een bond te stichten en stelde een voorlopig reglement ter goedkeuring aan de leden voor.
- Er werd beslist om in september een tweede bijeenkomst te organiseren om tot stichting van de Bond over te gaan en om Segher Malfait voorlopig tot "voorman" uit te roepen.
1877: Publicatie van zijn eerste dichtbundel “Klimoprankskes” bij Ryckmans-Van Deuren in Mechelen, waarin, in een voorrede, beweerd wordt dat de Vlaamse literatuur zedelijk, godsdienstig, katholiek en nationaal dient te zijn.
5 September 1877: Op de tweede landdag -in hetzelfde lokaal te Gent- werd “Het Algemeen Vlaams Studenten- verbond” opgericht.
- De stichters en leidende figuren waren Albrecht Rodenbach, Pol De Mont - inmiddels afgestudeerd aan het Klein Seminarie te Gent – en Amaat Joos uit het Klein-Seminarie van Sint-Niklaas. De bond zou als orgaan een viermaandelijks tijdschrift krijgen, onder de titel Het Pennoen
September 1877: Al snel verschijnt zijn tweede bundel Waarheid en Leven, waarin, in een nieuwe inleiding, de aandacht wordt gevestigd op de noodzakelijkheid van de moedertaal, het vaderland en de volksverbondenheid.
De invloeden zijn van kosmopolitische aard: van Scott tot Longfellow, van Klopstock tot Hoffmann von Fallersleben, van Delille via Lamartine tot Victor Hugo, op eigen bodem van Ledeganck via Dautzenberg tot Jan Van Droogenbroeck.
Soldaat bij het 11e Infanterieregiment te St. Niklaas.
STUDENTENTIJD TE LEUVEN - RODENBACH- HET PENNOEN
Oktober 1877: Schrijft zich in als student in de wijsbegeerte en letteren aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Neemt intrek in het Pauscollege.
- Vriendschap met Albrecht Rodenbach, die er reeds een jaar rechten studeert.
- Op voorstel van Rodenbach wordt hij lid van het studentengenootschap "Met Tijd en Vlijt".
Maart 1878: Verloofd zich met Maria Joanna Jozefina Van der Hulst ["Ophelia"], aan wie hij het bundeltje "Jongelingsleven" opdraagt.
- In tegenstelling tot het vroegere werk berust "Jongelingsleven" op eigen ervaringen en gevoelens. Hij schetst er allerlei tafereeltjes, stemmingsbeelden, ogenblikken waarin hij met zijn geliefde samen is, thuis, "bewaakt door moeders lievende oog"; in de mis, "toen het orgel den Agnus zong"; s avonds gezeten "in den groeienden lommer der bane".
September 1878: Reis door West-Vlaanderen met Albrecht Rodenbach en Amaat Vyncke. Derde en laatste studentenlanddag te Gent. Aangetrokken tot folklore en schilderkunst.
Nieuwjaar 1878: Verschijnen van het eerste nummer van Het Pennoen, Tijdschrift voor het Vlaamsche Studentenvolk (1878-1880), waarin hij, samen met Rodenbach, stilaan een leidende rol zou gaan spelen.
- Twee jaar lang was Rodenbach in feite de hoofdredacteur en leverde hij de belangrijkste bijdragen, veelal onder de pseudoniemen Harold en Bursche: zelfs fragmenten uit zijn drama's De Brugsche Metten, Gudrun, De Studenten van Warschau werden opgenomen.
- Gaandeweg trad ook Pol de Mont op het voorplan en onder de schuilnamen Olympio, Spiridio, Warzegger, Ortwin, J.A.B. of onder eigen naam, liet hij gedichten, opstellen en kleinere artikelen verspreiden.
Belangstelling voor folklore.
Breuk met Rodenbach wordt langzaam duidelijk. De precieze oorzaken van het uit elkaar groeien zijn niet met helderheid te achterhalen. Is het dat ze langzamerhand verschillende vriendenkringen frequenteerden, was het verschil in karakter ?
Vriendschap met schilder Oscar De Clercq.
1879: Behaalt kandidatuur in wijsbegeerte en letteren, gaat rechten studeren, zonder overtuiging en zakt dan ook voor het examen.
Maakt geloofscrisis door; wordt vrijzinnig en liberaal. Correspondentie met de platduitse dichter Klaus Groth.
Publicatie van "Rijzende sterren", een bundel epische gedichten, door G. Meir gekenmerkt als "Une légende des siècles in miniatuur" en door zowel Conscience, Van Droogenbroeck als Van Beers gunstig onthaald.
1880: Kenteringsjaar
Begin 1880 is de breuk met Rodenbach duidelijk.
15 januari 1880: Verschijnen van het nieuwe "Het Pennoen" als maandblad met Pol de Mont als hoofdredacteur. Slechts 10 afleveringen zagen het licht, want toen Pol de Mont op het einde van het jaar Leuven had verlaten, hield het tijdschrift op te bestaan. Maar in die 10 nummers verschenen een massa gedichten, kritieken, opstellen over literatuur, folklore, kunst, taalkunde, muziek en wat al nog.
1880: Rodenbach - hoewel zwaar getroffen door tuberculosis – sticht het tijdschrift Het nieuw pennoen, dat slechts één aflevering zal hebben. In dat nummer wees hij onder ander op de waarde van De Monts bundel Rijzende Sterren, waar hij besluit: "Hier is een boek waar, hoe zij ook soms anderen wil nadoen, eene persoonlijkheid in leeft, en eene uitmuntende".
23 juni 1880: Albrecht Rodenbach sterft, amper 24 jaar oud. Pol de Mont was er diep door getroffen en betreurde de "domme misverstanden" die hen voor enige tijd gescheiden hebben gehouden.
- In het augustus/September nummer van "Het Pennoen" wijdde de Mont een essay aan "de geniale Albrecht". Ook later zal hij meermaals het werk van Rodenbach promoten. Zo zal door zijn toedoen Rodenbachs Gudrun in 1896 voor het eerst in Antwerpen worden opgevoerd.
Augustus 1880: Verwerft - als 23-jarige – de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde van 5.000 fr. voor zijn pas verschenen bundel Gedichten. (een keuze uit zijn tot dan verschenen poëzie). Van toen af was De Mont, in Noord en Zuid, de gevestigde dichter van de jongere generatie.
JONG LERAAR EN DICHTER TE DOORNIK 1980-1982
23 september 1880: Wordt, via bemiddeling van Hendrik Conscience en Jan Van Beers, aangesteld als leraar Nederlands aan het Koninklijk Atheneum te Doornik.
Met een vaste betrekking op zak kan Pol met zijn "Ophelia" trouwen.
21 december: te Leuven huwt hij Maria Joanna Jozefina Van der Hulst; Het jonge paar trekt voor 2 weken op huwelijksreis naar de Rijn.
Pol de Mont zal 2 jaar aan het Doorniks Atheneum verbonden blijven, om nadien een leraarsbetrekking te Antwerpen te krijgen.
Eind 1880: Sticht het tijdschrift Jong Vlaanderen (1881-1882), dat hij vanuit Doornik zou leiden en dat gewijd was aan de literaire kritiek. Naast zowel jongere als oudere Vlaamse schrijvers, werkten ook Hélène Swarth en Albert Verwey mee aan het blad
Polemiek met Wazenaar.
1881: Nieuwe vinnige polemiek met Wazenaar. Kennismaking met Hélène Swarth die onder zijn invloed Nederlands gaat schrijven. Van nu af grote activiteit als spreker, ook in Nederland.
1881: Met "Lentesotternijen" wordt De Mont de onbetwiste dichter van het Brabantse, bij uitbreiding, Vlaamse impressionisme. Deze gepassioneerde "lustige zangen", geschreven "ter eere der lieflike Mei" introduceren in de Zuidnederlandse lyriek een sensuele, erotische liefdespoëzie. Dit acht jaar voor Gorters "Mei" verscheen in Nederland, die er een levensbeschouwelijke of symbolistische draagwijdte aan toevoegt.
De dauw beperelde beemd en wei,
botjes sproten in 't groen,
de bloemekens wisselden zoen op zoen !
O vroolike, lieflike Mei !
De digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) stelt een reeks boeken van Pol de Mont digitaal ter beschikking, waaronder dit werk "Lentesotternijen".
Meer via deze link: Pol de Mont, Lentesotternijen - DBNL
Latere bundels als "Idyllen (1882), Loreley (1882), Idyllen en andere gedichten (1884), Fladderende vlinders (1885), In Noord en Zuid (1887), Claribella (1893) en Iris (1894)" evolueren naar een pseudo-mystieke, symbolistische vormgeving.
Hier past een kleine excursus, die de evaluatie aangeeft van Ada Deprez:
"Zijn persoonlijke bijdrage tot de vernieuwing was wellicht iets minder overtuigend, want hij bleek uiteindelijk toch veeleer een verdienstelijk navolger van buitenlandse voorbeelden dan een oorspronkelijk creatief talent te zijn".
Bovendien muntte hij meer uit door, zij het frisse, improvisatorische gaven dan door authentieke diepgang. Maar dat belet toch niet dat hij met zijn bundels 'Lentesottternijen' (1881), Loreley (1882) een vooral 'Fladderende vlinders' (1885) voor een absolute trendbreuk heeft gezorgd in de Vlaamse literatuur.
Voor het eerst bij ons werden de zintuiglijke natuurbeleving, de sensuele liefdeservaring - inclusief de verheerlijking van de vrouwelijke schoonheid – , de verwarrende dualiteit van de fin de siècle-mens dermate plastisch en muzikaal verwoord; voor het eerst ook in onze poëzie werd zo duidelijk het kunst-om-de-kunst-principe toegepast en het moderne individualisme gehuldigd."
IN 'T VOLLE LEVEN TE ANTWERPEN 1882-1894
September 1882: Door toedoen van Jan van Beers wordt Pol de Mont tot leraar aan het Koninklijk Atheneum te Antwerpen benoemd. Hij bleek snel een gloedvol en invloedrijk leraar te zijn. Lode Baekelmans, die een oud-leerling van hem was heeft er in zijn roman 'De Mannen van 'Elck wat wils' vurig over verteld.
- Politiek lag de benoeming niet gemakkelijk omdat aan De Monts liberalisme, vanwege zijn katholieke achtergrond (vroegere geschriften, Katholieke Universiteit), kon getwijfeld worden. Weldra zou hij echter bij de liberalen aansluiting vinden en zich laten kennen als een vurig, zij het zeer onafhankelijk, strijder voor hu politieke idealen.
Vanaf deze periode zullen regelmatig leerboeken van zijn hand, dikwijls in samenwerking met anderen verschijnen: Met Carl Hebbel een 'Duitsche Spraakkunst' met bijbehorend leesboek (1885), Met H. Roumen twee vertaalboeken (1886), met Maurits Sabbe 'Poëzie en Proza' (2 delen, 1888), met Frans van Kuyck 'Mijn leesboek' (1889)
Belangstelling voor het streven van De Félibres; briefwisseling met Mistral en andere provençaalse dichters en met talrijke Duitse letterkundigen. Woont Van Geertstraat 43.
1883: Sticht de kring 'Wees u zelf' dat een wederzijdse kennismaking tussen kunstenaars uit diverse disciplines nastreefde.
1883: Geboorte van een zoon, Frits.
1884: Mederedacteur van De Nederlandsche dicht- en Kunsthalle, een eerder gezapig literair conservatief tijdschrift, maar toch toonaangevend in de periode van voor Van Nu en Straks. Nog in 1884 aanvaardde hij de redactie, hem door A. Hoste aangeboden, van De toekomst, het tijdschrift voor opvoeding en onderwijs, waarin hij gedurende 10 jaar het grootste gedeelte plaatste van wat hij aan literaire kritiek schreef.
1884: Verschijnt een bundel onder de titel: Idyllen en andere gedichten.
1885: Geboorte van een dochter, Paula.
1885: Naar aanleiding van Fladderende vlinders ontstond er een polemiek met Max Rooses, waarin die Pol de Mont verwijt te veel aan de vorm te hebben geofferd. De polemiek groeit uit tot een debat over de moderne poëzie waarin de Mont stelt: “Onze poëtische kunst beleeft, op dit oogenblik, den Sturm und Drang-tijd van een duidelijk herkenbaar overgangstijdperk". Het zal tenslotte Prosper van Langendonck zijn die het debat beslecht in een gevat opstel 'De Vlaamsche Parnassus' in het voordeel van Pol de Mont.
De digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) stelt een reeks boeken van Pol de Mont digitaal ter beschikking, waaronder dit werk "Fladderende vlinders".
Meer via deze link: Pol de Mont, Fladderende vlinders - DBNL
Reis naar Zeeland.
1886: Lesgever in 'Germaansche letteren' aan de Academie voor Schoone Kunsten te Antwerpen.
Niet aangeduid als lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie bij haar oprichting.
In 1886 verschijnt zijn eerste proza: Op mijn dorpken. Het is een bundeling van een tiental verhalen, sommigen reeds eerder in een tijdschrift verschenen, die teruggaan op zijn kinderjaren in Wambeke. Trefzeker worden ook een aantal dorpsmensen uitgebeeld, de vroedvrouw en baker Treze Jowie, de kleermaker, trompetblazer Jan Remie enz.
Maart 1887: Stichting van 'Het Taalverbond', een anti-academie gesticht door liberale letterkundigen. Alle Nederlandstalige literatoren zijn welkom, ook de Hollandse. Pol de Mont wordt secretaris. Er worden allerlei afdelingen in de vereniging opgericht, waaronder die van 'Volkskunde'. Pol de Mont zal hiervan voorzitter worden, nadat hij zijn mandaat als algemeen secretaris aan Frans van Kuyck had overgedragen. Vanaf dan zal Pol de Mont zich intensief met folklore bezig houden en zullen een hele reeks publicaties het daglicht zien.
Houdt te Parijs een voordracht over Vlaamse Beweging, op uitnodiging van de aldaar verblijvende Félibres (Provençaalse dichters)
Waagt zich aan het toneel met "Zanna", een gedramatiseerde idylle over een ongehuwde moeder (Zanna) met blij eindigend slot. Het stuk kende een niet onaardig succes.
1887: Geboorte van een dochter, Rika.
1888: Sticht het tijdschrift Volkskunde samen met August Gittée: ontstaan van de wetenschappelijk beoefende folklore. Onder de talrijke medewerkers onderscheidden zich weldra Isidoor Teirlinck en Alfons de Cock.
1888 tot 1891: Geeft de reeks bloemlezingen Onze nationale letterkunde uit.
- Daarin verschenen korte bundeltjes over : W. Bilderdijk, Antheunis, Ledeganck, Ecrevisse, Guido Gezelle (1889), Vondel (Lucifer), Sleeckx, S. Daems, Van der Palm, G. Segers, H. Swarth, J. Winkler Prins.
1890: Tracht een politieke rol te spelen in de 'Liberale Vlaamsche Bond'. Ondanks het feit dat hij in vele van zijn geschriften zijn ongeloof had aangetoond en van zijn democratische gezindheid had getuigd in bvb 'Alleman soldaat !', waarin hij o a was opgekomen voor de persoonlijk dienstplicht en de afschaffing van de loting, stuitte zijn kandidatuur voor de gemeenteraadsverkiezingen op zodanig veel verzet dat hij vrijwillig zijn kandidatuur introk.
Geboorte van een dochter, Veerle.
1891: Sticht het driemaandelijks poëzie-tijdschrift Zingende vogels, waarin "de nationale poëzie, in proza zoowel als in verzen " tot rijpere ontwikkeling zou kunnen komen.
- In het tijdschrift kwamen de namen aan bod die een paar jaren later (1893) het vernieuwende tijdschrift 'Van Nu en Straks' zouden oprichten. Vermeylen, Buysse, De Bom, Van Langendonck. Ook namen van oudere schrijvers of overgangsfiguren kwamen aan bod (Couperus, Swarth, Ferguut ea), wat erop duidt dat de Mont niet in staat was om kordaat de scheidingslijn te trekken tussen traditie en vernieuwing.
- Het tijdschrift op rijm zal het 2 jaargangen uithouden.
Overlijden van zijn moeder.
1892-1896: Verkozen tot lid van de Provincieraad van Antwerpen.
12 tot 20 september 1892: Maakt een reis langs de Moezel met burgemeester Jan van Rijswijck en diens echtgenote Adolphine Biemans.
1893: Verschijnt een nieuwe dichtbundel: Claribella.
- De Mont heeft het formalisme van 'Fladderende vlinders' afgezworen en komt met een eerder symbolistische poëzie. A. De Ridder en G. van Roosbroeck verwoorden het als: "een lyrische roman, een verloop van gevoelens, met een steunbodem van feiten, levensvoorvallen daaronder."
1893: Bij de stichting van het tijdschrift Van-Nu-en-Straks wordt De Mont door de jongere generatie verdrongen en genegeerd.
- Dat kon ook moeilijk anders. De Van-Nu-en-Straks- generatie had de gehele vernieuwing in zijn vaandel geschreven. Het moest klaar en onbetwistbaar toenen dat het nieuwe wegen opging. Daarom moest het een uitgesproken karakter dragen en met Pol de Mont in de redactie zou dit niet het geval geweest zijn. Hij behoorde nu eenmaal tot de vorige generatie, ook wat zijn ideeën over kunst en poëzie betrof.
FOLKLORIST, KUNSTGELEERDE, PROZASCHRIJVER. 1894-1914
1894: De bij Buschmann zeer fraai uitgegeven lijvige bundel Iris wekt de algemene bewondering van critici en bibliofielen.
Pol de Mont - Originele ets van Philippe Zilcken, opgenomen in het gedichtenbundel Iris.
Deze ets die de handtekening van Pol De Mont draagt met het jaartal 1895 bevindt zich in Nederland bij de Heer Wolfgang van Nassau.
De bundel toont de veelzijdigheid van de Mont als dichter. In Claribella stond voornamelijk lyriek, hier treedt vooral de epiek op de voorgrond in een zeer gevarieerde waaier van onderwerpen.
Zo klinkt bvb zijn boeren-klompjes dans
Van klip en van klap en van klipperdeklap!
Een tarwene korst
en een goed eind worst
en een lekkeren schotel kermispap,
en daarop een ferme kanne bier,
gerstebier,
hoppebier,
farobier !
Breng hier, bazin, breng hier !
Maar elders klinkt mystiek in de Boodschap aan Maria
De zoetste aroom, geur van jasmijn en lelie,
ambert de lucht rond haar als rees op wolken
van zoeten reuk, uit elken fulpen kelk
tot haar een bloemenziel, – een zusterziel !
De digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) stelt een reeks boeken van Pol de Mont digitaal ter beschikking, waaronder dit werk "Iris".
Meer via deze link: Pol de Mont, Iris - DBNL
Toch is 1894 een nieuw keerpunt.
Naast de intense betrokkenheid bij folkore zal DE KUNSTKRITIEK het belangrijkste element worden. Tot 1890 had hij slechts sporadisch een artikel over kunst geschreven, nu echter zal hij regelmatig verslag uitbrengen over belangrijke kunsttentoonstellingen in de tijdschriften De Toekomst en vooral in De Vlaamsche School. Het is een activiteit waaraan hij zich tot aan zijn dood zal wijden.
- De Vlaamsche School, was een zeer verzorgd tijdschrift dat door J.E. Buschmann werd uitgegeven en gewijd was aan kunsten, letteren, oudheidkunde en kunstnijverheid. Tot 1893 hadden Vermeylen en De Bom eraan meegewerkt. De rubriek "Kunsten" werd zowel door vader en zoon Buschmann als door Max Rooses en Pol de Mont verzorgd.
- In 1897 werd Pol de Mont hoofdredacteur, hoewel hij reeds enkele jaren voordien de feitelijke leiding had. Hij zou het blijven tot 1901.
1895: Reis naar Engeland.
1896: Houdt in Duitsland een reeks voordrachten voor de 'Alldeutscher Verband'.
Vanaf 1896 komen de eerste resultaten van de volkskundestudies op de markt die hij samen met Alfons de Cock had gemaakt. 'Dit zijn Vlaamsche wondersprookjes'. Regelmatig zullen er meer volgen.
1897: In De Gids. Jaargang 1897 verschijnt een essay onder de titel 'Guido Gezelle', waarin hij als eerste in Vlaanderen het bijzondere talent van de priester-dichter (h)erkent.
1898: Augustus: verblijf op Walcheren.
1900: Tweede reis naar Engeland.
1902: Meningsverschillen met de uitgever van De Vlaamsche School noopten Pol de Mont van zijn hoofdredacteurschap af te zien. Onmiddellijk stichtte hij een nieuw tijdschrift Kunst en leven, waarvan 2 jaargangen zouden verschijnen.
1902: kreeg van het bestuur van het Antwerpsch Museum van Schoone Kunsten de toelating om in het museum zelf kunsthistorische voordrachten te houden. Van dan af tot 1907 hield hij geregeld voordrachten zowel over oude als moderne meesters
December 1902: Wordt benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde.
Voorzitter van een hulpcomité A.N.V. Oranje Vrijstaat en Transvaal: organiseert de zending van een ambulance en van verplegers: zenuwslopende activiteit.
1903: Huldefeest te Antwerpen naar aanleiding van het 25-jarig verschijnen van Klimoprankskens. Krijgt hulde-album.
1903: Een dertigtal van zijn kunstkritische opstellen in tijdschriften (1892-1902) worden gebundeld in Koppen en Busten. Ze bevatten o m opstellen over toen nog jonge maar reeds bekende kunstenaars als Ensor, Smits, Verwee, Rassenfosse, Th. Van Rijsselberghe, A.J. Heymans.
1903: op literair gebied komen twee prozateksten uit: een novelle 'De Amman van Antwerpen' en een bundeling van verhalen onder de titel 'Vier legenden'.
- Van 'Lentesotternijen' werd een tweede druk bezorgd. Vele gedichten werden hiervoor gewijzigd, 3 stukken werden weggelaten en 14 nieuwe toegevoegd.
- In het tijdschrift Vlaanderen verscheen voor het eerst het gedicht 'Aan een Brabantsche Leeuwerik', dat spoedig zo populair werd dat men de dichter zelf de 'Brabantse Leeuwerik' ging noemen.
De digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL) stelt een reeks boeken van Pol de Mont digitaal ter beschikking, waaronder dit werk "De amman van Antwerpen".
Meer via deze link: Pol de Mont, De amman van Antwerpen - DBNL
Augustus 1904-1918: Aangesteld als conservator van het Museum voor Schoone Kunsten te Antwerpen (tot 1918), dat hij op moderne leest herinricht.
- De tentoongestelde werken werden voortaan in chronologische orde gepresenteerd. Voordien gebeurde dat lukraak.
- Hij stelde voor het eerste een degelijke beschrijvende catalogus op van de gehele verzameling. Cfr. Beschrijvende catalogus van het Kon. Muzeum van Schoone Kunsten te Antwerpen in 2 delen (1905)
- Hij legde zich de plicht op om de collectie beter bij het grote publiek bekend te maken. Dat resulteerde in werken als Het Muzeum van Antwerpen (1908), De oude Meesters der Schilderkunst in het Koninklijk Muzeum van Schoone Kunsten te Antwerpen (1914).
1905: Ophefmakende rede over Vlaamse Beweging te Dresden. De herrie werd veroorzaakt doordat hij zich had uitgesproken ten voordele van het Pangermanisme.
1906: Reis naar Oostenrijk.
1912: Algemeen voorzitter van het Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres te Antwerpen. Derde reis naar Engeland. Overlijden van zijn dochter Veerle.
1913: Reis naar Denemarken, Zweden en Noorwegen, over Duitsland.
SCHEMERAVOND.1914-1931
1914: Wereldoorlog I breekt uit.
Het was onder zijn verantwoordelijkheid als conservator dat alle kunstwerken werden ondergebracht in een 'bomvrije' kelder van het museum. Ook de meesterwerken uit de Antwerpse en Mechelse kerken, zelfs uit privé-verzamelingen.
1915: Op uitdrukkelijk bevel van de Duitse overheid werd het museum weer voor het publiek opengesteld en werden er terug schilderijen in de zalen opgehangen. Van 7 november 1915 tot 4 juni 1916, telkens op zondag, gaf Pol de Mont in totaal 23 lessen over de evolutie van de nationale schilderkunst van eind 18de eeuw tot 1915.
Maart tot september 1916: Gaf 24 weken lang, telkens op donderdag, een voordracht over een Vlaamse dichter in de feestzaal van het Atheneum.
Nog in 1916 verscheen De Monts operalibretto Meivuur, een landelijk spel in 2 bedrijven. De muziek is van Jef van Hoof. De eerste opvoering gebeurt pas na de oorlog in de Vlaamse Opera te Antwerpen.
Weigerde een leerstoel aan de door de Duitsers vervlaamste universiteit te Gent.
1918: Wordt in de Franstalige pers nogal virulent beschuldigd van activisme tijdens de oorlog. Erg depressief geworden, wijkt hij uit naar Nederland en wordt er te ‘s-Gravenhage in een sanatorium verpleegd. Woont in ‘s-Gravenhage tot januari 1919.
1919: Bij zijn terugkeer te Antwerpen biedt hij - wegens de vijandige houding van sommige leden van de beheerraad – zijn ontslag als conservator aan en wordt op pensioen gesteld.
1919: In deze moeilijke omstandigheden geeft hij onder pseudoniem Multifero 'Een droom van Tijl Uilenspiegel en Lamme Goedzak uit', waarin Tijl en Lamme getuige zijn van een vergadering van afgestorven Vlaamsgezinden op het Kielkerkhof in de nacht van 11 op 12 juli 1919.
- De Droom is een politiek pamflet, waarin hij de wapens weer opnam voor zijn oude strijd.
Juli 1919-1923: Wordt hoofdredacteur van de Vlaams-nationalistische krant De Schelde tot 1923, waar hij jonge talenten als Paul van Ostayen, Gaston Burssens en Alice Nahon en vele anderen publicatieruimte aanbood..
1921: Eindelijk verschijnt er een synthetisch werk over de schilderkunst: De schilderkunst in België van 1830 tot 1921.
- Pol de Mont verdedigt in het boek het nationalisme in de kunst: "de schilder moet met eigen oogen zien en eigen land en eigen volk naar eigen geest weergeven".
- Historieschilders, romantiek met schilders als Hendrik Leys en Hendrik de Braekeleer komen dan ruimschoots aan bod. Ook Ensor krijgt een afzonderlijk hoofdstuk. Het tweede deel is geenszins helder, grote stromingen worden amper geduid. Waardering voor de modernen was uitgesloten.
1922: Onverwacht verschijnt een late verzenbundel: Zomervlammen. Het is een uitbarsting van levensdrift, "niet meer smachtend-week als in Claribella of uitgelaten-blijmoedig als in Lentesotternijen, maar zinnelijk verschroeiend , fors en mannelijk en onbedwingbaar". (Meir, p.230)
Gelijk een bloem ontluikt, ontloken al mijn zinnen !
Ik zag weer, hoorde, smaakte, rook en voelde ! Minnen
zou ik opnieuw, nog eens !.. God nam, maar zie - Hij gaf !
En ik ontsteeg mijn smart als Lazarus zijn graf.
'k Ben jong ! Weer ben ik jong ! 'k Heb hoop en liefde weer.
In de jaren nadien ondernam hij vele tochten doorheen Europa. Noord-Duitsland en Noord-Nederland in 1924. Zuid-Duitsland en Tirol in 1925. In 1926 reist hij naar Oostenrijk. 1927 naar Italië. In 1928 bezoekt hij de kastelen van de Loire, Lourdes, de Pyreneeën. Bourgondië leert hij kennen in 1929, Schotland en Ierland (1930) en Noord-Spanje en Mallorca (1931)
Eind Juni 1931 wil hij vooral de musea te Berlijn nog eens bezoeken. Hij wordt er ernstig ziek. De dokters stellen een zweer vast aan maag of ingewanden.
29 juni 1931: Pol De Mont overleed in het Elisabethkrankenhaus te Berlijn.
- 2 juli: verast in het crematorium te Wilmersdorf.
- 9 juli: as begraven op het Schoonselhof te Antwerpen. Alleen de familieleden en enkele uitgenodigde vrienden waren aanwezig.
Geraadpleegde bronnen:
Website: Schrijversgewijs.be.